Op deze Regeling zijn de begripsbepalingen van artikel 1.1 van de cao van toepassing en voorts de volgende begripsbepalingen:

  • bijdrage: de bijdrage die de werkgever op grond van deze regeling verschuldigd is aan de vakbonden ten behoeve van de financiering van hun werkzaamheden in de mbo-sector;
  • partij zijn bij de cao: de cao ondertekend hebbend.

Artikel 1 De hoogte van de bijdrage

De werkgever is per kalenderjaar aan de vakbonden een bijdrage verschuldigd die berekend wordt als een percentage van het bedrag als genoemd in artikel 5. Het percentage is gelijk aan de Rijksbijdrage beroepsonderwijs van de instelling gedeeld door de totale Rijksbijdrage beroepsonderwijs van de mbo-sector als bedoeld in artikel 2.2.4 van de WEB maal 100%, een en ander zoals blijkend uit de eerste bekostigingsbrieven die betrekking hebben op het desbetreffende kalenderjaar.

Artikel 2 De bijdrage per vakbond

  1. Elke vakbond heeft naar rato van het aantal van zijn leden dat op 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar in dienst is bij een werkgever, aanspraak op een deel van de door de werkgever verschuldigde bijdrage.
  2. Bij de toepassing van de tweede volzin van artikel 13.2 lid 2 betreft de aanspraak van de betrokken vakbond het deel van het kalenderjaar dat hoort bij de periode van 12 maanden, waarbij een deel van een maand telt als een hele maand. De aanspraak over het resterende deel van het kalenderjaar vervalt en wordt naar rato toegekend aan de overige vakbonden. De aanspraak van de betrokken vakbond ontstaat weer zodra hij opnieuw partij is bij de cao, maar niet eerder dan op 1 januari van het daaropvolgende kalenderjaar.
  3. Indien na afloop van een cao geen nieuwe cao tot stand komt, geldt het tweede lid op overeenkomstige wijze voor alle vakbonden.
  4. Elke vakbond geeft vóór 1 oktober van het voorafgaande kalenderjaar aan de MBO Raad op hoeveel werknemers bij hem op 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar als lid zijn aangesloten en legt daarbij een accountantsverklaring over waaruit de juistheid van de opgave blijkt. Indien een vakbond deze opgave niet voor 1 oktober doet, vervalt zijn in het eerste lid genoemde aanspraak voor dat kalenderjaar. De MBO Raad maakt de opgave bekend aan de overige vakbonden en aan de werkgevers.
  5. De MBO Raad stelt vóór 1 januari van het kalenderjaar waarop de bijdragen betrekking hebben voor elke
    a.   werkgever de hoogte vast van de in artikel 1 genoemde bijdrage, op basis van de eerste bekostigingsbrieven van het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarop de bijdragen betrekking hebben;
    b.   vakbond vast wat zijn aandeel in het budget van het bedrag als genoemd in artikel 5 is, op basis van de opgaven bedoeld in het vierde lid, en stelt de werkgevers en de vakbonden hiervan in kennis.

Artikel 3 De inning van de bijdragen

  1. De MBO Raad draagt zorg voor de inning van de door de werkgevers verschuldigde bijdragen en zal daartoe vóór 1 januari van het kalenderjaar de werkgevers verzoeken de in artikel 1 genoemde bijdrage vóór 1 maart dat jaar over te maken.
  2. De MBO Raad maakt de ontvangen bijdragen vóór 1 april van het kalenderjaar over aan de vakbonden.

Artikel 4 De besteding van de bijdragen

  1. De vakbond besteedt de door hem ontvangen bijdragen aan werkzaamheden ten behoeve van de mbo-sector. Ten aanzien van 30% van de ontvangen bijdragen geldt daarenboven dat de vakbond de middelen inzet ten behoeve van alle werknemers en de ondernemingsraden.
  2. Binnen 6 maanden na afloop van het kalenderjaar overlegt de vakbond aan de MBO Raad de jaarrekening en het jaarverslag, vergezeld van een accountantsverklaring waaruit blijkt dat de bijdragen zijn besteed aan het doel waarvoor ze zijn bestemd.

Artikel 5 Bedrag en indexering

Het bedrag van €1.673.971 (bedrag per 1 januari 2024) wordt telkens per 1 januari geïndexeerd met het totale percentage waarmee de bedragen in de carrièrepatronen in het voorgaande kalenderjaar zijn verhoogd.

 

Artikel 6 Slotbepaling

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2009.