Artikel 13.1

Faciliteiten vakbondswerk

  1. De werkgever stelt de vakbonden in staat op de instelling hun daar werkzame leden te consulteren buiten de werktijd van de betrokken werknemers.
  2. De werkgever stelt vergaderfaciliteiten ter beschikking voor het vakbondswerk.
  3. De werkgever stelt de vakbonden in de gelegenheid hun publicaties binnen de instelling bekend te maken of te verspreiden. Deze publicaties mogen niet strijdig zijn met de grondslag en/of de doelstelling van de instelling.
  4. Werknemers die lid zijn van een vakbond, kunnen gedurende maximaal 3 dagdelen per cursusjaar landelijke en/of regionale ledenraadplegingen bijwonen, mits de werkgever toestemming verleent.
Artikel 13.2

Vakbondsbijdragen

  1. De vakbonden die partij zijn bij deze cao hebben jegens de werkgevers recht op bijdragen zoals geregeld in bijlage J.
  2. Een vakbond die geen partij meer is bij deze cao, heeft vanaf het moment waarop hij geen partij meer is nog gedurende twaalf maanden recht op een bijdrage, zoals bedoeld in lid 1, alsof hij wel partij was.
Artikel 13.3

Overleg met de ondernemingsraad

  1. Daar waar in de cao wordt gesproken over overleg met de OR heeft de OR ten aanzien van de desbetreffende aangelegenheden instemmingsrecht conform artikel 27 WOR.
  2. Daar waar in de cao wordt gesproken over de werkgever in relatie tot de OR m.b.t. de uitoefening van bevoegdheden wordt met werkgever bedoeld de bestuurder in de zin van de WOR: hij die alleen dan wel tezamen met anderen in een onderneming rechtstreeks de hoogste zeggenschap uitoefent bij de leiding van de arbeid.
Artikel 13.4

Bevoegdheden ondernemingsraad*

*Zie toelichting

  1. Op grond van artikel 32 lid 1 van de WOR wordt aan de OR, naast de bevoegdheden die elders in deze cao aan de OR zijn toegekend, een adviesbevoegdheid conform artikel 25 van de WOR toegekend over een voorgenomen besluit op het gebied van de volgende onderwerpen: a.   aanbod van opleidingen; b.   onderwijskwaliteitsbeleid; c.   deelneming aan onderwijskundige experimenten voor het personeel; d.   meerjarig financieel beleid: de keuzes ten aanzien van de besteding van de financiële middelen van de mbo-instelling gericht op het realiseren van deze door het bestuur van de mbo-instelling gemaakte beleidskeuzes; e.   het voor de gehele instelling generiek vastleggen of wijzigen van de omvang van roostertijden voor deelnemers.
  2. Op grond van artikel 32 lid 1 van de WOR wordt aan de OR, naast de bevoegdheden die elders in deze cao aan de OR zijn toegekend, een instemmingsbevoegdheid conform artikel 27 van de WOR toegekend over een voorgenomen besluit op het gebied van de volgende onderwerpen: a.   belangrijke verandering van de onderwijskundige doelstelling; b.   de personele gevolgen van deelneming aan onderwijskundige experimenten; c.   wijziging aanstellings- of ontslagbeleid, ook indien deze wijziging verband houdt met grondslag van de instelling; d.   organisatie van de examens; e.   formatiebeleid: de keuzes in het beleid ten aanzien van de formatie, waarbij onder formatie wordt verstaan het totaal van functies naar aard en niveau binnen de mbo-instelling; f.   taakbelastingsbeleid: de keuzes in het beleid ten aanzien van de arbeidsomstandigheden binnen de mbo-instelling; g.   taakverdelingsbeleid: de keuzes in het beleid ten aanzien van de weging en de verdeling van werkzaamheden van het onderwijsteam, voortvloeiend uit het onderwijsprogramma, voor zover niet uitputtend in de cao geregeld; h.   reglement werkoverleg om zeggenschap van docenten te regelen: aangelegenheden van pedagogisch-didactische aanpak; i.   het medezeggenschapsstatuut; j.   aanvulling professioneel statuut (indien er op instellingsniveau een uitwerking plaatsvindt, mag deze niet strijdig zijn met de afgesproken regeling en behoeft deze uitwerking de instemming van de ondernemingsraad); k.  criteria voor de vaststelling van onderwijsteams; l.   het werkdrukplan.
  3. De werkgever bespreekt het sociaal jaarverslag met de OR.
Artikel 13.5

Toelichting op begrippen

In de bij deze cao behorende Toelichting worden de in artikel 13.4 lid 1 sub d en e en lid 2 sub e, f, g, k en l bedoelde bevoegdheden nader uitgewerkt. Deze toelichting maakt integraal onderdeel uit van het artikel 13.4.

Artikel 13.6

Overleg met de ondernemingsraad inzake reorganisatie

In geval van een voorgenomen besluit van de werkgever tot reorganisatie vindt overleg met de ondernemingsraad plaats conform artikel 25 WOR. Onder reorganisatie wordt het volgende verstaan: a.   de beëindiging van de werkzaamheden van de instellingen of van een belangrijk onderdeel daarvan; b.   een belangrijke inkrimping, uitbreiding of andere wijziging van de werkzaamheden van de instelling; c.   een belangrijke wijziging in de organisatie van de instelling, dan wel in de verdeling van bevoegdheden binnen de instelling; d.   het aangaan, alsmede het aanbrengen van een belangrijke wijziging in of het verbreken van duurzame samenwerking met een andere instelling; e.   de wijziging van de plaats waar de instelling de werkzaamheden uitvoert; f.   de invoering of wijziging van een belangrijke technologische voorziening voor zover dit ingrijpende gevolgen heeft voor een belangrijk aantal in de instelling werkzame personen.